product beschrijving
SeaTalkNG is de opvolger van het SeaTalk-systeem en de versie van Raymarine voor het NMEA2000-protocol. Beide protocollen zijn compatibel met elkaar. De toevoeging ‘NG’ staat voor Next Generation. Om bestaande SeaTalk-apparaten te koppelen met SeaTalkNG-systemen, is een ST1-STNG-converter nodig.
Belangrijke Regels van Raymarine
- Terminatoren: Er moeten 2 terminators aan beide uiteinden van de backbone aanwezig zijn.
- Backbone lengte: Maximale lengte tussen de terminators is 200 meter.
- Spur lengte: Maximale lengte van een enkele spur is 6 meter.
- Totale lengte van alle spurs: Mag niet meer dan 30 meter bedragen.
- Aantal instrumenten per spur: Maximaal 3 instrumenten per spur.
- Compatibiliteit: Geschikt voor MFD’s uit de E, G, Cw, Ew en A series.
- Oudere MFD's: C-series en oudere MFD's werken via een ST70, aangesloten op SeaTalk.
- Voeding: Voor ongebalanceerde systemen met een backbone tot 60 meter wordt 12V gebruikt.
- Stuurcomputer: In de meeste gevallen levert de SPX-stuurcomputer de voeding voor het netwerk.
- Data loops: Vermijd data loops in het netwerk.
- Bruggen: Er mag maar één verbinding tussen SeaTalk NG en SeaTalk gemaakt worden.
- Mastership: Zet ‘Mastership ON’ alleen aan op de ST70 die met SeaTalk verbindt.
Voeding van het Netwerk
Voor een goed functionerend bussysteem is een voeding nodig. Alle apparaten in het netwerk gebruiken deze voeding. Hiervoor is de Raymarine STNG Voedingskabel (1 meter naar 12V | A06049) beschikbaar.
Sommige stuurcomputers, zoals de ACU200, kunnen 12V leveren aan het STNG-netwerk (de ACU100 kan dit niet). Wanneer de backbone te lang is, kan de spanning aan het einde te laag zijn voor apparaten zoals de GPS-antenne. In dat geval kun je:
- 12V toevoegen aan het einde van het netwerk.
- 12V in het midden van het netwerk aansluiten.
Aansluiten van Oude (SeaTalk) Instrumenten
Om oudere SeaTalk-apparaten te integreren in het SeaTalkNG-netwerk, heb je een Raymarine Inline Converter (SeaTalk 1 naar SeaTalkNG) nodig.
Aansluiten van Nieuwe (SeaTalkNG) Instrumenten
Voor het aansluiten van nieuwe SeaTalkNG-apparaten heb je alleen T-stukken en spurkabels nodig. Een handige optie is het STNG 5-weg connectorblok (A06064), met:
- 2 backbone-aansluitingen
- 3 spur-aansluitingen
Radarbeeld
Het radarbeeld wordt NIET via het SeaTalkNG-netwerk verzonden. Dit loopt via het Raymarine SeaTalkHS-netwerk, ook bekend als Raynet. Dit is een UTP-netwerk voor hogesnelheidscommunicatie.
Voedingstips
De voeding voor het datanetwerk komt meestal van de stuurautomaat (bijv. Raymarine SPX) of via een aparte voedingskabel die op de backbone wordt aangesloten.
Advies: Voed de stuurautomaat en de instrumenten apart, zodat je gegevens blijft ontvangen als de stuurautomaat uitvalt. Plaats de voeding bij voorkeur in het midden van de aangesloten gebruikers.
Installatietips
- Backbone: Zorg ervoor dat de backbone langs alle apparaten (gevers, stuurautomaat, instrumenten) loopt. De backbone doet het meeste werk; tak af naar apparaten via korte spur-kabels.
- Kleuren en aansluitingen:
- Spur-kabels: Zwart met witte strepen, 6 aansluitingen.
- Backbone-kabels: Blauw, 5 aansluitingen.
Overzicht van Kabels en Connectors
- Backbone kabels: Backbone kabels
- Algemene netwerkbekabeling: Netwerkbekabeling
Spur vs. Backbone
-
Backbone: De backbone vormt de ruggengraat van het netwerk en kan grote afstanden overbruggen. Gebruik T-stukken om af te takken naar gevers, plotters en andere apparaten. De maximale lengte per backbone-kabel is 20 meter, maar deze kan verlengd worden.
-
Spur: Spur-kabels verbinden individuele apparaten met de backbone. De maximale lengte per spur-kabel is 5 meter (voor GPS-antennes 6 meter).